Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [83]Hij heeft, als een jonge leeuw, Zijn [84]hutte verlaten; [85]want hunlieder land is geworden tot een verwoesting, vanwege de hittigheid des [86]verdrukkers, ja, vanwege de hittigheid Zijns toorns. 83. Namelijk de HEERE, van wien in het einde van vs.37 gesproken is. 84. Of, hol. Dit kan men alzo verstaan, dat God, als een leeuw uit zijn hol, is uitgegaan als ten roof, om landen en lieden in groten toorn te verderven en als te verscheuren en te verslinden; of, dat Hij de plaats zijner residentie, Zion en den tempel [vanwaar Hij als een jonge leeuw de vijanden placht te verschrikken en te verscheuren], nu verlaten heeft, en het overzulks den vijand licht te doen zal zijn, het Joodse land te vermeesteren, enz. 85. Of, zekerlijk. 86. Of, rovers, dat men op God, en ook op den Babylonier kan duiden. Hebreeuws, verdrukkende; te weten, zwaard, gelijk onder hfdst.46 vs.16, en hfdst.50 vs.16, of land, of stad, gelijk Zef.3:1. Sommigen zetten het over: Vanwege de hittigheid der duif, omdat het Hebreeuwse woord zulks ook betekent; [zie Ps.74:8], alsof God wilde zeggen: Die tevoren zo lieflijk en minnelijk was als een duif, is nu geworden als een jonge verscheurende leeuw, en dat om de grote zonden van het volk. Sommigen verstaan door de duif de Assyriers, van wie enigen schrijven dat zij in hunne banieren het beeld ener duif voerden. Dan moest men door de Assyriers verstaan de Babyloniers, als hebbende toen ten tijde de heerschappij over Assyrie. Vergelijk Ezra 6:22.